10

 

 

 

 

‘Je beseft toch wel dat ze gestoord is?’ zei Anne. Ze zaten in de pub in Langholme. Het idee was van Rachael geweest. Ze had gedacht dat het goed zou zijn om met z’n drieën even weg te zijn van Baikie’s, een paar borrels drinken, even ontspannen. Ze voelde het als een persoonlijke tekortkoming dat het tussen hen drieën maar niet wilde boteren. Sinds de crematie was de sfeer in de cottage gespannen, een geprikkeldheid onder de oppervlakte die zich uitte in aanmerkingen op de kleinste dingen en lichtgeraaktheid. De toestand had nu een kritiek punt bereikt. Anne dacht erover om te verhuizen naar de bergruimte achter in de cottage. Het was een piepkleine ruimte, ijskoud, met amper genoeg plaats voor het bed. Omdat de grote kamer met uitzicht over de beek en de steile rotsmassa’s daarachter zoveel prettiger was, was aan het begin van het project besloten dat Anne en Grace die zouden delen. Rachael had een kleine kamer voor zich alleen. Meer kamers waren er niet. In de pub had Anne gewacht tot Grace naar de telefoon was gelopen om te zeggen wat ze op haar hart had. Om de een of andere reden was het in de pub erg druk en rumoerig. Rachael dacht opgevangen te hebben dat het om een belangrijke familiegebeurtenis ging – een geboorte of een verloving. Er hing een sfeer van uitbundige feestvreugde. Ze voelde zich niet op haar gemak bij zo’n gevoelig gesprek te midden van het feestgedruis.

‘Ik dacht juist dat het wat beter met haar ging. Ze lijkt vrolijker te zijn. En ze eet nu tenminste.’

‘Ze loopt ook de halve nacht rond te spoken.’

‘O, wat vervelend voor je. Dat wist ik niet. Ik zal met haar praten.’

‘Hoe kom je eigenlijk aan haar?’

‘Ze heeft vorig jaar in Dumfries een project gedaan voor een vriend van Peter. Volgens hem is ze briljant en mogen we onze handjes dichtknijpen dat we haar hebben gevonden.’

Anne snoof verachtelijk. Grace kwam terug, ging in haar lege glas zitten staren en gaf geen antwoord als Rachael iets tegen haar zei. Ze vertrokken weer vroeg uit de pub.

Terug in de cottage ging Anne naar boven om haar spullen over te brengen. Ze hoorden haar rondstommelen. Grace ging aan de tafel in de woonkamer zitten die ze als bureau gebruikte en toog onmiddellijk aan het werk. In de keuken hoorde Rachael haar op de toetsen van een rekenmachine drukken. Ze liep naar binnen. Het was een zachte dag geweest en ze hadden het vuur niet aangestoken. Alles was bedekt met een dun laagje as.

‘Is het niet een beetje laat om nu nog aan het werk te gaan?’ zei Rachael.

Grace maakte een sprongetje van schrik. De rekenmachine kletterde op de grond. Rachael bukte zich om hem op te rapen.

‘Het idee was om even onze zinnen te verzetten. Er is nog een fles wijn over van mijn uitstapje naar de stad. Zullen we die opentrekken?’

‘Waarom niet?’ Het antwoord klonk onnatuurlijk luid, gemaakt opgewekt.

‘Ik pak hem even. Schuif het werk aan de kant. Dat kan best tot morgen wachten.’ Mijn god, dacht ze, nou klink ik net als Edie toen ze me vlak voor mijn examen aanraadde om wat gas terug te nemen. Rachael herkende wel iets in Grace’ passie voor haar onderwerp en haar intense behoefte aan privacy. Ze schonk de wijn in bekerglazen, de enige die een seizoen van studentenafwasbeurten hadden overleefd, en wachtte tot Grace in een gemakkelijke stoel was gaan zitten voordat ze haar er een aanreikte.

‘Hoe gaat het?’

‘Uitstekend.’ Grace nam een grote slok en keek voorzichtig over de rand van haar glas.

‘Voldoen de gegevens aan je verwachtingen?’

‘In grote lijnen wel.’

‘Ik heb de cijfers die je vorige week hebt doorgegeven bekeken. Geven die een goed beeld van het geheel?’ Rachael wachtte – bespottelijk gespannen vond ze – het antwoord af.

‘Dat weet ik niet. Daarvoor heb ik nog te weinig gegevens verzameld.’ Grace’ toon was luchtig, bijna onverschillig.

‘Juist.’ Rachael, die zelf altijd geïrriteerd raakte als iemand maar doordramde over lopend werk, liet het daarbij, maar de gespannenheid bleef. ‘Volgens Anne slaap je slecht.’

Grace zette voorzichtig haar glas naast haar stoel neer. ‘Volgens mij heeft Anne niet altijd het belang van het project voor ogen,’ zei ze ernstig.

‘Wat bedoel je?’

Maar dat wilde Grace niet zeggen.

‘Krijg je wel voldoende slaap?’

De wijn die ze had gedronken had waarschijnlijk snel zijn invloed doen gelden, want ze werd bijna agressief. ‘Meer heb ik niet nodig.’

‘Je weet toch wel dat je het weekend vrijaf kunt nemen, hè? Waarom ga je niet een paar dagen naar huis? Jij bent de enige die er niet even tussenuit is geweest.’

‘Daar heb ik totaal geen behoefte aan. Ik neem mijn werk heel serieus.’ In tegenstelling tot Anne Preece, impliceerde deze opmerking. ‘Bovendien heb ik geen echt thuis om naar terug te gaan.’ Ze stond op en liep demonstratief terug naar de tafel en haar rekenmachine.

De volgende dag moest Rachael naar Kimmerston. Enige tijd tevoren was er een datum geprikt voor een bespreking met Peter en een afgevaardigde van Slateburn Quarries om verslag uit te brengen over de voortgang van het project. Ze vond het geen prettig idee om Anne en Grace alleen te laten. Het waren net twee kibbelende kinderen die een volwassen vredestichter nodig hadden om te voorkomen dat het op een handgemeen zou uitlopen.

Gedragen jullie je alsjeblieft, had ze willen zeggen toen ze wegreed.

Ze was verrast toen Neville Furness de vertegenwoordiger van Slateburn bleek te zijn. Toen ze op kantoor kwam, ruim op tijd, was hij er al. Peter en hij waren al diep in gesprek. Ze zagen er allebei piekfijn uit, zeer professioneel in hun pak. Zij had verwacht dat het een informele bespreking zou zijn en had haar veldkleren aangetrokken. Er werden geen belangrijke beslissingen genomen en het gesprek sleepte zich eindeloos voort. Ze had het idee dat Peter veel te veel uitweidde over de methode en die veel ingewikkelder deed klinken in een poging om indruk te maken. Na de bespreking drong hij erop aan dat ze bleef theedrinken. Weer had ze het idee dat hij haar iets vertrouwelijks te zeggen had en dat hij daar geleidelijk naartoe werkte. Toen hij voorstelde om samen iets te gaan drinken, sloeg ze de uitnodiging af en zei ze dat ze nu echt terug moest. De hele middag had ze zich niet op haar gemak gevoeld bij de gedachte dat ze de twee vrouwen in Baikie’s had achtergelaten.

In de vallende duisternis reed ze terug. De weg was haar inmiddels zo vertrouwd dat ze sneller vooruitkwam. Ze wist precies hoe ze moest rijden zonder dat de uitlaat de grond raakte en hoe ze de doorwaadbare plaats moest oversteken zonder dat de motor nat werd. Op de stenen muur bij het houten hek zat een beflijster, zijn halvemaanvormige witte vlek stak verrassend wit af tegen de duisternis.

Vanaf de top van de oever keek ze neer op Black Law en Baikie’s. Black Law lag er rustig en leeg bij. Alle dieren waren weg, zelfs de honden. Zonder functie zagen de gebouwen er bouwvallig en meelijwekkend uit. In de tuin van Baikie’s hing nog wasgoed aan de lijn, terwijl het ernaar uitzag dat het zou gaan regenen. Ze kon vanaf het punt waar ze stond de ramen niet zien, maar wel een rechthoek van oranje licht op het gras. Onder normale omstandigheden zou dit een vertrouwenwekkend huiselijk beeld zijn geweest, maar ze besefte dat ze langzamer was gaan rijden en het moment dat ze de vijandigheid tussen de vrouwen in de cottage het hoofd zou moeten bieden uitstelde. Toen ze de schuur naderde, dacht ze, zoals elke keer weer, aan Bella’s lichaam in de lichtbundel van de zaklantaarn.

Terwijl ze het huis binnenging, was het eerste wat haar opviel de geur van eten dat werd bereid. Ze hadden geen afspraken gemaakt voor de maaltijden, geen gezellig samenzijn aan het eind van de dag om ervaringen uit te wisselen. Rachael had voorgesteld om een rooster op te stellen voor de afwas, maar zelfs dat bleek in de praktijk onpraktisch te zijn. Ze aten op verschillende tijden. Anne leek zich in leven te houden met roerei en gerookte zalm. Een vriend van haar werkte in de rokerij in Craster en die zag erop toe dat haar voorraad nooit uitgeput raakte. En Belgische bonbons die uit het niets leken te komen. Daar was ze nooit gierig mee. Rachael zwichtte af en toe voor de verleiding. Grace leek het gulle gebaar altijd met wantrouwen te bezien.

Toen Rachael door de woonkamer liep, zag ze dat de boeken en papieren van de tafel waren gehaald en dat er voor het eten was gedekt. Voor drie personen. Er was geen enkel teken van leven. Ze riep naar boven: ‘Hallo! Ik ben er weer’, terwijl ze haar best deed haar stem normaal en onbezorgd te laten klinken.

Anne verscheen. Ze droeg een zwarte spijkerbroek en een mouwloze top. Als het vuur een poosje had gebrand, kon het in de cottage behoorlijk warm worden, maar de top van crèmekleurige zijde leek een vreemde keus. Veel te gekleed. Rachael vroeg zich af of ze bezoek had gehad.

‘Ik heb een stoofschotel gemaakt,’ zei Anne. ‘Wees maar niet bang. Vegetarisch voor jou. In de koelkast staat een fles witte wijn.’

Dus ofwel er was iemand langs geweest, ofwel Anne had boodschappen gedaan. Ze vervolgde: ‘Ik dacht: aangezien we hier met elkaar opgescheept zitten, moeten we er maar het beste van maken en een beetje moeite doen om goede maatjes te worden.’

‘Waar is Grace?’

Anne trok een gezicht. ‘Die tuttebel is nog niet terug. Terwijl ik haar toch had gezegd dat ik ging koken.’

Rachael liep naar het raam. Het was bijna donker. ‘Heeft ze een routebeschrijving achtergelaten, en een tijdstip waarop ze verwachtte terug te zijn?’

‘Dat zal best. Op het prikbord in de keuken. Als een brave meid.’

De stekelige toevoeging was voor Rachael bedoeld, die haar weer tot de orde had moeten roepen omdat ze voor de zoveelste keer was weggegaan zonder een briefje achter te laten. Er hing inderdaad een briefje in het petieterige schuine handschrift van Grace met de coördinaten van een gebied achter de beek en halfnegen als het verwachte tijdstip van terugkeer. Het liep nu tegen halfnegen.

Rachael ontspande zich een beetje. Het was nog te vroeg voor paniek. Ze liep terug naar het raam in de verwachting de bleke gestalte van Grace tussen de hoge varens te zien opduiken als die van een zwemmer uit de zee.

‘Nou ja,’ zei Anne. ‘Het eten kan eigenlijk nog wel even wachten. Maar de wijn trek ik vast open. Wil je ook een glas?’

‘Nog niet.’ Het leek haar belangrijk om het hoofd helder te houden.

Om negen uur pakte ze een zaklantaarn en ging ze naar buiten. Ze volgde het voetpad tot de beek. Ze stak de voetbrug over en begon Grace’ naam te roepen, haar handen als een trechter aan haar mond, en hield af en toe op om te luisteren. De wind was aangewakkerd. Ze hoorde het geruis van de beek en het geritsel van het wollegras en kleine zoogdieren. Een haas bleef verstijfd staan, verblind door de lichtbundel van de zaklantaarn. Er was geen enkel menselijk geluid te horen, geen geknipper van een zaklamp te zien. De maan ging schuil achter een dik wolkendek en zonder het geluid van het water zou ze haar positie niet hebben kunnen bepalen. Het zou onmogelijk zijn om de omgeving behoorlijk te doorzoeken. Zelfs als Anne bereid zou zijn om te helpen.

Toen ze in de cottage terugkwam, zat Anne aan haar tweede glas wijn. Ze had een stuk van een stokbrood afgebroken en zat demonstratief te eten, alsof ze uitgehongerd was. Haar voeten, zonder schoenen, lagen uitgestrekt op de haardplaat. ‘Je beseft toch wel dat ze dit expres doet?’ zei ze. ‘Om mij te pesten, omdat ik heb gezegd dat ik voor het eten zou zorgen. Nou, ik heb geen zin om nog veel langer te wachten. Ik sterf van de honger.’

‘Het is inmiddels pikdonker buiten.’ Rachael kon niet stil blijven zitten. Ze liep heen en weer tussen het raam en de keukendeur, luisterend, de duisternis in turend.

‘Doe toch niet zo paniekerig. Jezus nog aan toe, zoveel te laat is ze nog niet. Als het om mij ging, zou je je vast niet zo druk maken. Ze is geen kind meer, weet je. Ze is ouder dan ze eruitziet. Bijna achtentwintig.’

Heel even was Rachael afgeleid. ‘Hoe weet je dat?’

‘Ze had haar paspoort op de toilettafel laten liggen. Dus heb ik daar even in gekeken.’

Ze wist dat Rachael dit zou afkeuren en voegde er snel aan toe: ‘Ik was gewoon nieuwsgierig. Jij niet soms? We weten helemaal niets over haar, behalve dat ze een wonder schijnt te zijn waar het om het opsporen van otters gaat. Als je haar verslagen moet geloven tenminste.’

Om tien uur ging Rachael naar Black Law om Peter Kemp te bellen.

‘Ik wist niet dat jij de sleutels had,’ zei Anne.

‘Die heb ik na de crematie van Dougie gekregen. Voor noodgevallen.’

Ze bereikte Peter op zijn mobiele nummer. Zo te horen zat hij in een druk restaurant. Op de achtergrond hoorde ze schelle vrouwenstemmen en het gekletter van borden. Tot haar opluchting nam hij haar wel serieus. Ze was bang geweest dat hij haar zou uitlachen om haar bezorgdheid.

‘Blijf bij de telefoon,’ zei hij. ‘Ik zoek even een rustig plekje en dan bel ik je terug.’

Vijf minuten later ging het toestel over. Het geluid klonk erg hard in het lege huis. Hij was kordaat, zelfverzekerd. Hij had contact opgenomen met het reddingsteam dat in de heuvels opereerde, maar dacht niet dat die mensen veel zouden kunnen doen voor het licht werd. Grace was tenslotte niet met iets gevaarlijks bezig geweest, zoals bergbeklimmen of grotonderzoek.

‘Ze is niet echt wat je noemt een roekeloos type, of zou jij zeggen van wel?’

‘Nee,’ zei Rachael. ‘Volgens mij niet.’

Hij zei dat het een zachte nacht zou worden en dat Grace het, zelfs als ze een ongeluk had gehad, wel tot de ochtend zou redden, maar hoe dan ook, het team zou al snel op weg gaan. Zij zouden wel weten hoe ze het moesten aanpakken. Een aanwijzing voor zijn snelle reactie kwam aan het eind van het gesprek.

‘De arbeidsinspectie zal ons hierop toch niet kunnen pakken, hè? Zijn alle veiligheidsprocedures in acht genomen?’

‘Zeker weten.’

‘Nou, dan zal alles wel op zijn pootjes terechtkomen. Wat er ook gebeurt.’

Wat er gebeurde was dat er zes potige kerels in een landrover opdoken. Aantrekkelijke mannen voor wie van ruige, gespierde types hield. Anne, die een bord van de stoofschotel had gegeten, de wijnfles had leeggedronken en naar bed was gegaan, zou het jammer vinden dat ze ze mis was gelopen, dacht Rachael. Een van de teamleden was de dokter die Bella’s dood had vastgesteld en Dougie had meegenomen.

‘Je maakt nogal wat mee,’ zei hij, op een toon alsof hij haar benijdde. Misschien lag voor hem daarin de bekoring van het huisarts zijn: de kans om de hoofdrol te spelen in zijn eigen actiefilm.

Vlak voor zonsopgang gingen ze de heuvel op. Ze zeiden dat ze Grace met zo’n gedetailleerde routebeschrijving gemakkelijk zouden weten op te sporen. Zelfs als ze van de geplande route was afgeweken, voorzagen ze geen problemen. De dokter had een opvouwbare draagbaar bij zich, die boven zijn rugzak uitstak.

Rachael keek vanuit haar slaapkamerraam het groepje na. Ze hadden haar niet gevraagd om mee te gaan en ze had het zelf niet willen voorstellen. Uit het laaghangende, dichte wolkendek viel een druilerige regen en ze verdwenen al snel uit het zicht. Ze zat rechtop op een stoel, maar moest toch zijn weggedommeld, want ze schrok wakker toen ze het groepje hoorde terugkomen. Ze keek op haar horloge. Ze waren twee uur weg geweest. Ze waren met z’n vieren en liepen achter elkaar. De stokken van de opvouwbare draagbaar staken nog steeds boven de schouder van de dokter uit, maar ze zag geen spoor van Grace.

Ze ging naar de keuken en zette een ketel water op het vuur. Voor hun vertrek hadden ze gekscherend gezegd dat ze verwachtten dat de thee klaar zou staan als ze terugkwamen. Het verhitten op het kleine gasvlammetje duurde zo lang dat ze nog in de keuken stond toen ze binnenkwamen. Er was amper genoeg ruimte voor die grote mannen in het piepkleine keukentje. Ze voelde hun warmte na de wandeling, rook de was op hun schoenen.

‘Hebben jullie haar gevonden?’ Zodra ze de vraag gesteld had, kwam hij haar belachelijk voor; Grace was er immers niet bij. ‘De anderen zijn zeker nog aan het zoeken?’

‘We hebben haar gevonden,’ zei de dokter.

‘Is alles goed met haar?’

‘Ze is dood.’

Rachael had het gevoel dat ze Bella’s dood opnieuw beleefde. Ik weet nu hoe het voelt om slachtoffer te worden van straatgeweld, dacht ze. Je wordt geschopt. Dat doet pijn. Je denkt dat het voorbij is, draait je om, probeert genoeg kracht te verzamelen om overeind te komen, en dan komt je aanvaller terug en geeft je een trap na. En de hele tijd weet je dat het je eigen schuld is.

‘Wat is er gebeurd?’

‘Dat is niet te zeggen,’ antwoordde de dokter. ‘Nog niet.’ Toen hij zijn armen om Rachael heen sloeg om haar te ondersteunen vroeg ze zich verbitterd af of dit genoeg opwinding voor hem was.

Anne

Lokvogel
titlepage.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_000.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_001.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_002.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_003.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_004.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_005.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_006.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_007.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_008.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_009.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_010.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_011.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_012.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_013.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_014.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_015.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_016.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_017.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_018.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_019.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_020.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_021.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_022.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_023.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_024.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_025.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_026.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_027.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_028.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_029.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_030.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_031.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_032.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_033.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_034.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_035.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_036.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_037.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_038.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_039.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_040.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_041.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_042.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_043.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_044.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_045.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_046.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_047.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_048.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_049.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_050.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_051.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_052.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_053.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_054.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_055.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_056.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_057.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_058.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_059.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_060.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_061.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_062.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_063.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_064.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_065.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_066.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_067.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_068.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_069.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_070.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_071.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_072.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_073.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_074.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_075.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_076.xhtml